Reisverslag Dubai & Oman

Ik heb wat moeten broeden op mijn reisverslag want de beleving was zo apart en totaal anders dan pakweg drie weken door Zuid-Spanje toeren. Wij hebben echt drie weken in een andere wereld vertoefd. Correctie: in twee andere werelden, want het contrast tussen het mondaine, decadente emiraat Dubai en het serene, bescheiden sultanaat Oman kon niet groter zijn. Het is heel moeilijk om weer te geven wat ik daarbij gevoeld heb.

Maar laten we beginnen bij het begin. Dubai dus. Omdat we toch die richting uitgingen, vonden we het maar logisch dat we een paar dagen Dubai vastknoopten aan onze rondreis door Oman.

Dubai is het absolute tegenovergestelde van de echte Moslim wereld. Niet voor niets noemt men het het Las Vegas van het Midden Oosten. Er zijn hier heel veel regels van wat mag en vooral van wat niet mag, maar die worden allemaal – klandestien uiteraard – met voeten getreden. Alle pleziertjes zijn voor geld te koop, zo lang het maar in het geniep gebeurt.   

In Dubai is alles groot, groter, grootst, … hoog, hoger, hoogst, … duur, duurder, duurst, … Enorme wolkenkrabbers tot meer dan 400 meter hoog, immense shopping malls, grote luxe auto’s overal, prachtige hotels, kunstmatige eilanden die voor de kust gebouwd worden, … Het is het enige land ter wereld waar ze een 7*-hotel hebben, de Burj Al Arab, streng beveiligd en niet toegankelijk voor non-guests. Een kamer … pardon, een suite … kost er in het laagseizoen gemiddeld 1600 euro. Per nacht.

Dubai is hectisch en chaotisch. Vooral het verkeer dan. Duizenden taxi’s – beige met een gekleurd dak – vervoeren er even veel passagiers. Soms maar voor een ritje van een kilometer want het is overdag te heet om ver te lopen en taxi’s zijn spotgoedkoop: 3 Dhs (0.6 euro) startgeld en nadien 1.6 Dhs (0.32 euro) per km. Goedkoper dan een kaartje voor de metro of de tram. O ja, taxi’s met een roze dak zijn voorbehouden voor dames.

Alles, werkelijk alles is er air conditioned: de metrohaltes, de hokjes waarin de geldautomaten staan, de ‘slurf’ aan het vliegtuig, echt alles. De zwembaden van de hotels zijn gekoeld. Restaurants maken reclame voor hun “outdoor dining terrace for the cooler winter evenings“. Het was er tijdens ons verblijf, eind november, ’s avonds en ’s nachts nog zesentwintig graden! In de zomer moet het hier onleefbaar zijn.

Dubai leeft vierentwintig uren op vierentwintig. Je kan hier rustig om drie uur ’s nachts nog een restaurant binnen gaan. Het is ook pas ’s avonds dat de Emiratis zelf buitenkomen. De dames gekleed in een zwarte abaya (vaak rijkelijk versierd) en niqab of een sluier ; de heren in spierwitte dishdasha met een witte of roodgeblokte ghutra op het hoofd. De dames dragen onder hun abaya trouwens gewone westerse kleding … winkels à la Victoria Secret draaien hier op volle toeren! … , hoge hakken en ze hebben stuk voor stuk een handtas van een exclusief merk bij. Het is heel spijtig dat deze mensen totaal niet toegankelijk zijn.

Uiteraard hebben we de Burj Khalifa bezocht, het hoogste gebouw ter wereld. In exact één minuut zoefden we met de lift naar de 124ste verdieping van waar we een fenomenaal 360° uitzicht hadden op de stad beneden ons. We hebben ook ‘op hoogte’ geluncht, in The Observatory, op de 52ste verdieping met mooi uitzicht op The Palm Jumeirah. “Lunch with a view” … erg lekker gegeten ook nog!

Oud Dubai, de wijken Deira en Bur Dubai, is nog redelijk typisch. Hier vind je de gold souk en de spice souk met de typische geuren van het Midden Oosten. Je vaart er naartoe met een abra, een kort ‘ritje’ over Dubai Creek. Het is ook in deze wijken dat je nog de echte oosterse keuken vindt. Libanees, Indiaas, Pakistaans, enz. Dubai krioelt van de vreemde nationaliteiten, want er moet natuurlijk gewerkt worden. En dat wordt niet door Emiratis gedaan. Emiratis bekleden alleen hogere functies. Horeca-, hotel- en winkelpersoneel, bouwvakkers (Dubai is op dit moment één grote bouwwerf), taxichauffeurs, … zijn allemaal buitenlanders. Veel Pakistanen, Indiërs, Sri Lankanen, …

Onze tijd hier was te kort om alles intens te beleven, maar we hebben er eens van mogen proeven. Het was interessant en apart. We zijn vast van plan om hier nog een keer uitgebreid terug te komen!

~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ 

Na drie dagen Dubai gingen we overland door de andere emiraten (met de taxi, vier uren rijden) naar Khasab op het schiereiland Musandam, een exclave van Oman. Oman wordt wel eens het best bewaarde geheim van het Midden Oosten genoemd. Het is gelegen aan de Straat van Hormuz, de Golf van Oman en de Arabische Zee. Oman is sereen, bescheiden, écht. Het land is rijk aan cultureel erfgoed, de natuur is er van een adembenemende schoonheid en de mensen zijn er oprecht vriendelijk. En het toerisme viert er nog geen hoogtij.

Een kennismaking met dit schitterende land van kamelen, woestijnen en zoveel meer …

Het contrast tussen Dubai en Khasab kon niet groter zijn! Eén laagbouw hotel aan zee te midden van majestueuze bergen. En stilte, alleen maar stilte. Naar Musandam kom je eigenlijk alleen om met een dhow tussen de fjorden te varen en om dolfijnen te spotten. Wat we dan ook gedaan hebben. Na de drukte van Dubai was het heerlijk om een dagje te relaxen op de boot en te genieten van de mooie fjorden en van de dolfijnen die vrolijk om onze boot heen zwommen.

Twee dagen later vlogen we met een klein propeller vliegtuigje van Khasab naar Muscat. Een goed uur gevlogen en onderweg genoten van het prachtige uitzicht dat we hadden op de Hajar Mountains.

In Muscat hebben we de eerste dag totaal niks gedaan. Alleen maar aan het zwembad gelegen en ons laten verwennen door het super gedienstige hotelpersoneel (ook hier weer Aziaten). Handdoeken werden gespreid, er werd een koelbox met flesjes gekoeld water gebracht, af en toe kwam er een mannetje langs met een schaal met in parten gesneden fruit, een ander mannetje kwam je bril poetsen, enz. Op en top verwennerij. Het beste hotel van de hele reis ook.

Wat hebben we nog gedaan in Muscat? De wijk Muttrah bezocht, met de souk uiteraard. De souk van Muttrah zou de oudste markt uit de Arabische wereld zijn. We hebben ook even langs de Corniche gelopen. Niet lang, want het was weer heel warm. Uiteindelijk hebben we nog een plezant ‘klapke’ gedaan met een groepje taxichauffeurs. Omanis zijn gelukkig wel heel toegankelijk. Ze waren gefrituurde hapjes aan het snoepen, geen idee wat het was, maar we moesten en we zouden proeven!

De Sultan Qaboos Grand Mosque is natuurlijk ook een must als je in Muscat bent. Het is de enige moskee in Oman die je als niet-moslim mag bezoeken. Je moet wel gepast gekleed zijn (armen en benen bedekt, dames een sjaal op het hoofd). Een schitterend gigantisch bouwwerk is dit, er kunnen 27.500 gelovigen in. Lusters van Swarovski kristal, glasramen van Venetiaans glas, marmer van Carrara, een handgeweven Perzisch tapijt met 1.700.000 knopen van 21 ton zwaar, aan één stuk, waaraan vier jaar gewerkt is, … Groots en overweldigend.

Na drie dagen verwisselden we de stad voor de natuur. Onze Toyota Land Cruiser werd aan het hotel afgeleverd, samen met Yaqoob, de Omani chauffeur die met ons een dagje off-road ging rijden.
Alvorens aan de spannende rit te beginnen hebben we eerst nog een van de vele forten bezocht die Oman rijk is, het fort van Nakhl

De rit door de prachtige Wadi Bani Awf was spectaculair. Deze wadi zou tot de mooiste van Oman behoren. En er zijn daar heel veel wadi’s en ik vond ze allemaal even mooi. Deze wadi (droge rivierbedding), omzoomd door palmbomen, loopt door een diep dal met aan alle kanten rotsgebergte. De volledige route (40 km) is off-road. Soms was de weg zó smal dat de auto aan de ene kant bijna de bergflank raakte en aan de andere kant over het diepe ravijn hing.

We passeerden verschillende oases, dadelpalmtuinen, bergdorpjes en overal hadden we de meest schitterende uitzichten. Deze rit gaat door de Hajar Mountains die we al uit het vliegtuig gezien hadden, tegelijk idyllisch en indrukwekkend, en vooral bangelijk! Onderweg hebben we nog gepicknickt aan een mooie bron. We hebben eigenlijk de meeste dagen gepicknickt want we zaten soms zo ver van de buitenwereld dat er in geen velden of wegen een restaurant te bespeuren viel. Mooie picknickplaatsen waren er altijd wel.

Yaqoob was een aangename gids. Hij sprak goed Engels en heeft ons veel verteld over de geschiedenis van zijn land, over de cultuur, en over zijn gezin met tien kinderen!

Zo kwamen we dan tegen de avond op onze volgende bestemming aan: Nizwa. Op zich niet zó interessant, maar we hadden nog veel bergen en wadis voor de boeg, en vanaf nu zaten we zelf aan het stuur van onze 4WD.

Vanuit Nizwa zijn we naar Jebel Shams gereden (aka de Grand Canyon van Oman) van waar je op het hoogst toegankelijke punt duizend meter de diepte in kijkt.

Wondermooi! Ook naar Jebel Akhdar (2000 m hoog), we hebben nog verschillende wadis gedaan en kleine, meestal uitgestorven, dorpjes bezocht. De mensen willen niet meer in de traditionele lemen huisjes wonen. Ze willen een moderne woning. En die kunnen ze redelijk gemakkelijk verwerven.

Yaqoob vertelde ons dat ieder Omaans gezin van de staat een stuk grond krijgt om een woning op te bouwen. Mensen die bovengemiddeld verdienen moeten hiervoor een kleinigheid betalen: 1 OMR (= 2 euro) per m². Overal ten lande zie je dan ook grote nieuwbouw villa’s verschijnen.

Uiteraard hebben we ook nog de geitenmarkt in Nizwa bezocht. Die gaat iedere vrijdagmorgen door, vanaf zonsopgang tot 11u. Het is er een drukte van jewelste.

De verkopers lopen met hun geiten en schapen rondjes op een plein tot er een koper toehapt die het gewenste geitje volledig inspecteert. Er wordt eens in geknepen, er wordt in de bek gekeken, …

Als je vrouwen met een snavelmasker wil zien: this is the place! Spijtig dat ze niet gefotografeerd willen worden (al was een snelle snapshot toch wel mogelijk). Ik wist eigenlijk niet dat hoofd- en gezichtbedekking zo streekgebonden zijn. Snavelmaskers zie je alleen in Nizwa. Op andere plaatsen dragen de vrouwen, net zoals in Dubai, een niqab en in de kleine dorpen alleen een sjaal op het hoofd en het gezicht vrij.

Omaanse mannen dragen trouwens dezelfde witte dishdasha als de Emiratis. Op het hoofd hebben zij een kuma of een massar. Ook mijn man heeft de hele tijd een kuma gedragen. Prima bescherming tegen de zon! Een Omani met een khanjar hebben we helaas niet gezien.

Na Nizwa kwam – voor mij – het mooiste van de hele reis: Wahiba Sands. Ik droomde er al jaren van om eens een nacht in de woestijn door te brengen, onder de sterrenhemel.
Die sterrenhemel is niet helemaal gelukt want het was volle maan. Misschien nog wel mooier! Na het (gedeeltelijk) aflaten van de banden van onze jeep zijn we zelf, achter een gids aan, tot aan het desert camp gereden, zo’n 30 km de woestijn in. We moesten wel de vaart erin houden om niet vast te geraken, maar het is ons zonder problemen gelukt.

In het tentenkamp kregen we een houten cabin toegewezen, van binnen bekleed met authentieke tapijten. Best comfortabel met een kingsize bed en een eigen badkamer met douche en toilet in de open lucht.

Na het aanschouwen van de zonsondergang van op een hoge duin (op de kameel er naartoe) en de avondmaaltijd bij kaarslicht (geen elektriciteit in het kamp) lagen we al vroeg onder de wol.
De volgende morgen ook vroeg weer op want om kwart over zes was de zon er alweer.

We hadden een bedouinengids geboekt voor een halve dag desert crossing en dune bashing: 140 km dwars door de woestijn, soms op een wielspoor (aan 80 km/u), maar dikwijls ook gewoon door de hoge duinen, verticaal naar boven en naar beneden. Adrenaline momenten, en genieten met een grote G! Deze gids was minder spraakzaam en zijn Engels was niet zo goed verstaanbaar, maar we hadden eigenlijk ook geen behoefte aan een gesprek. We genoten van de omgeving, van de hoge duinen die overal een andere kleur hebben. Het was prachtig.

Toen we eenmaal terug op de gewone weg zaten hebben we in Al Ashkharah de banden laten bijvullen en zijn we langs de kustweg terug noordwaarts gereden, naar de havenstad Sur (waar vroeger de dhows gebouwd werden), en later verder door naar Ras Al Jinz. Daar komen ’s avonds de zeeschildpadden hun eieren leggen op het strand. Hoewel het niet het goede seizoen was, hebben we toch drie grote schildpadden (80 cm lengte) gezien. In het seizoen zijn dat er dikwijls meer dan honderd! Twee schildpadden waren een plek aan het zoeken om hun nest te maken, een was bezig met eieren leggen. Dat zijn er zo’n 80 à 100 per keer. Het was fantastisch dat we zo’n intiem gebeuren hebben kunnen meemaken.

De volgende dag hebben we nog Wadi Tiwi en Wadi Shab gedaan, weer twee spectaculaire ritten door twee hele mooie wadi’s. Verder ook nog Bimah Sinkhole bezocht en super-de-luxe geluncht bij The Chedi in Muscat. Netjes op tijd leverden we onze auto weer in (1700 km) en na de middag hadden we onze vlucht naar Salalah, helemaal in het zuiden van Oman.

Daar aangekomen hebben we een andere auto opgepikt maar daar hebben we niet veel meer mee rondgetoerd. We zijn nog naar de opgravingen van Khor Rori gereden. Daar zou een paleis gestaan hebben van de Koningin van Sheba. Dan verder door naar Wadi Darbat. Ook een hele mooie wadi waar veel kamelen lopen.

Ze lopen ook gewoon op straat, zelfs op de autoweg waar je aan 120 km/u mag rijden. Oppassen geblazen want ze komen zomaar ineens te voorschijn.

Salalah … wuivende palmen, witte zandstranden, diepblauwe oceaan … Het leek wel of we op de Caraïben zaten, maar dan zonder de vervelende hoge luchtvochtigheid. Onze laatste dagen hebben we hier alleen maar uitgerust aan het mooie strand van ons hotel. Er waren nauwelijks gasten, het was er zo heerlijk rustig. We hadden er nog wel een paar dagen langer willen blijven.

Maar helaas moesten we na drie dagen alweer het vliegtuig op, terug naar Dubai voor onze laatste nacht Midden-Oosten. De volgende dag hebben we nog tot na de middag aan het zwembad doorgebracht en toen was het echt voorbij.  

Onze reisweg:
-intercontinentale vlucht van Amsterdam naar Dubai (Emirates),
-overland van Dubai naar Khasab, Musandam
-binnenvlucht van Khasab naar Muscat (Oman Air),
-binnenvlucht van Muscat naar Salalah (Oman Air),
-internationale vlucht van Salalah naar Dubai (Oman Air),
-intercontinentale vlucht van Dubai naar Amsterdam (Emirates).

Hotels:
Dubai: JA Ocean View Hotel
Khasab: Atana Khasab
Muscat: Shangri-La Barr Al Jissah Resort
Nizwa: Falaj Daris Hotel
Wahiba Sands: Safari Desert Camp
Ras Al Jinz: Ras Al Jinz Turtle Reserve
Wadi Shab: Wadi Shab Resort
Salalah: Crowne Plaza Resort
Dubai: Millennium Dubai Airport

Alle reviews zijn te lezen op Tripadvisor.
Een selectie uit onze foto’s staan op Flickr.
Reis uitgewerkt in samenwerking met Aladin Travel. Super service!

Facts & figures:
Temperatuur: tussen de 30 en 35° overdag in de steden en aan de kust, in de bergen op 2000 meter hoogte rond de 20°.

Prijsniveau: hotels zijn duur tot zeer duur. Eten in plaatselijke restaurantjes in Dubai en Oman is goedkoop. Met ‘plaatselijk’ bedoel ik Pakistaans, Libanees, Indiaas want authentieke keuken stelt niet zoveel voor. De invloeden van de vroegere bezetters en van de huidige arbeiders (in Dubai dan) hebben hun sporen nagelaten. In positieve zin.
Eten in de hotels is minstens even duur dan een gemiddeld restaurant in België. Alcohol is zeer prijzig. Het mag ook alleen geschonken worden in de internationale hotels, zowel in Dubai als in Oman. Een fles (Chileense of Zuid-Afrikaanse) huiswijn bv. kostte omgerekend gemiddeld zo’n 36 euro.
In Dubai hebben we al onze verplaatsingen per taxi gedaan. Taxis zijn er goedkoper dan bus of metro (starttarief 3 dirhams, nadien 1.6 dirham per km). 1 AED = 0.25 euro (november 2014).
Benzine in Oman is spotgoedkoop! 1 liter super kost 0.12 rials, omgerekend zo’n 28 eurocent. 1 OMR = 2.30 euro.

Picknicken: in de grote steden zit er overal een LuLu Hypermarket waar ze lekkere sandwiches, belegde broodjes, slaatjes, in partjes gesneden fruit, enz. verkopen. Maar ook het aanbod aan brood, broodjes, croissants, … is hier vele malen groter dan in de gemiddelde Belgische supermarkt! 

Kwaliteit hotels: goed tot zeer goed! Het was overal zeer proper, in de luxe 5* hotels (Shangri-La en Crowne Plaza) werden we ongelooflijk gepamperd (zowel ’s morgens als ’s avonds propere handdoeken, bedden werden iedere dag verschoond als je dat wenste, [wij wensten dat niet, we doen dat thuis ook niet en het is een ramp voor het milieu in een – weliswaar rijk – land waar er nauwelijks water is] enz.). Buiten de grote steden in Oman is het aanbod beperkt, maar we hebben altijd het beste genomen wat er was. Overal was het proper en het waren stuk voor stuk goede, brede bedden.

Bevolking: we hebben geen contact gehad met Emiratis. Wel met Omanis. Supervriendelijke mensen, altijd bereid om te helpen … als je, zoals ons wel eens gebeurde, de weg kwijt bent.

Het was een vermoeiende reis, met lange ritten omdat we ons roadbook moesten volgen. Het waren niet altijd veel kilometers, maar het ging meestal traag vooruit vanwege de bergritten met soms heel smalle gravelwegen. Dat waren trouwens ook adrenaline momenten! En de bewegwijzering was een regelrechte ramp. Na een paar uren sukkelen om een bepaald dorp te vinden hebben we (TIP!) een lokaal SIM-kaartje met 1 GB dataverkeer gekocht voor de smartphone en hebben we op Google maps gereden. Prima te doen!

Twee weken Oman waren veel te kort om alles te zien, zeker omdat wij ook graag wat rustmomenten inbouwen. Bij ons lag de focus op de natuur (bergen, woestijn). Het culturele, de forten, de kleine dorpen en de steden zijn veel minder aan bod gekomen.

Dubai & Oman

Dubai: indrukwekkend! Groot, groter, grootst, … hoog, hoger, hoogst, … duur, duurder, duurst … Artificieel en over the top, en toch ook nog een stukje authentiek. Dubai heeft meerdere gezichten.
Je moet het een keer gezien hebben. Neen, je moet het een keer beleefd hebben.

Oman: het land van kamelen en woestijnen … en zoveel meer! Ik denk dat je nergens anders op het Arabisch schiereiland nog dat “Sinbad de zeeman” of het “1001 nacht” gevoel hebt. Dit ene land herbergt zoveel schoonheid: weelderige oases, oude forten, dramatisch gebergte, pittoreske wadi’s, diepe fjorden, een onmetelijke woestijn, witte zandstranden, diepblauwe zee en super vriendelijke mensen.

De reis moet nog even bezinken. Alle opgedane indrukken moeten nog verwerkt worden. Het was zo overweldigend, zo veel ook om op drie weken te verteren, maar het was zeker de moeite waard. Een uitgebreid verslag volgt.

Sri Lanka & De Malediven

 

Azië was van 15 tot 31/1/2002 ons reisdoel en meer bepaald het eiland Sri Lanka met als toemaatje een weekje rust op de Malediven. Een reis met enkele hindernissen …

In Roosendaal ging het al fout: trein gemist dankzij foutieve informatie van de loketbediende. En bij de volgende trein was het weer bijna zover … nog net op tijd konden we erop springen. Op Schiphol aangekomen waren we in enkele minuten ingecheckt – daar kunnen ze in Brussel nog wat van leren! Het vliegtuig waar we mee de lucht in moesten was heel wat minder: een oude Boeing 757-200, qua ruimte en comfort nog net geschikt om eens over en weer mee naar Spanje te vliegen. Slechte reclame voor Martinair, hoewel de service aan boord pico bello was, zoals we dat van hen gewend zijn.

Na 7 uren krap te hebben gezeten mochten we in Abu Dhabi even onze benen strekken. We kwamen plots in een totaal andere wereld terecht met veel pracht en praal en al goud wat blinkt (letterlijk, door de talloze juwelenshops in het luchthavengebouw), met mannen in djellabah en een grote tulband om hun hoofd, met gesluierde vrouwen waarbij alleen hun gitzwarte ogen zichtbaar waren, … zeer mysterieus en fascinerend. Ik had er wel enkele dagen willen blijven. Maar Sri Lanka lonkte ook.

DAG 1
Na nog +/- 4 uren vliegen landden we op Katunayake International Airport te Colombo. Het was toen 5u30 ’s morgens plaatselijke tijd en zo’n 24°, vochtig en warm. We werden verwelkomd door een host van Jetair die ons begeleidde naar hotel Taj Samudra waar we enkele uren konden bekomen alvorens onze chauffeur ons zou komen ophalen voor de stadsrondrit. En hier ging het voor de tweede keer mis: de individuele rondreis die wij in België geboekt hadden was in Colombo als groepstour geboekt. Gelukkig bestond de “groep” slechts uit één ander koppel en zo hebben we een weekje met ons vieren, plus de plaatselijke chauffeur, plus de Belgische tourleader in een minibusje rondgetoerd.

Al van bij de stadsrondrit in Colombo werden we geconfronteerd met het hectische verkeer in de Sri Lankaanse steden. Het is de bedoeling dat er links gereden wordt, maar doordat op die ene weg alles door elkaar rijdt en loopt – en hier spreken we dus over auto’s, bussen, tuk-tuk’s (three-wheelers), fietsers, voetgangers, ossenwagens, honden en niet te vergeten de heilige koeien – wordt er meestal gewoon in het midden van de baan gereden. Meer dan eens hebben we rakelings een tegenligger gepasseerd en even dikwijls hebben we ons hart vastgehouden. We hebben ook begrepen, en vooral gehoord, dat de claxon het belangrijkste onderdeel is aan de wagen.

DAG 2

Na een deugddoende nachtrust in het wat tegenvallende Taj Samudra (een typisch hotel van een keten) mochten we de volgende dag om 7 u aantreden voor onze eerste etappe: via Pinnawela naar Kandy. In Pinnawela bezochten we de olifanten uit het olifantenweeshuis die juist voor hun dagelijks bad door de mahouts naar de rivier waren gebracht. Het had de laatste dagen nogal wat geregend en de dieren hadden er schijnbaar niet echt veel zin in.

Deze rit door enorme palmenwouden en langsheen bananen- en ananasplantages zullen we niet licht vergeten. Aan ieder fruitstandje langs de weg moesten we even stoppen en proeven van alles wat de natuur hier aan sappige vruchten te bieden heeft: bananen klein en groot in het groen, rood en geel, ananassen, lychee’s, ramboutans, mangaoustines, jackfruit, enz.

Zo kwamen we tegen de middag aan in hotel Mahaweli Reach, gelegen aan de Mahaweli Ganga (=rivier) in Kandy. En hotel met klasse waar service nog met een grote S geschreven wordt. Na de lunch maakten we een stadsrondrit in het mooie Kandy, voormalige hoofdstad van het Singalese koninkrijk. Ook een bezoek aan de door de Engelsen gestichte Botanische Tuinen van Peradeniya stond op het programma. Buiten orchideeën en de overal aanwezige lotusbloemen zie je daar tal van andere kleurrijke bloemen zoals hibiscus, frangipani, bougainvilla, enz. Verder staat daar alles wat wij aan kamerplanten kennen in het groot, o.a. een ficus benjamina met een bladerdek van 12 meter diameter. Natuurlijk ook diverse soorten palmbomen en een nooit geziene “canonballtree” met, inderdaad, vruchten die eruit zien als kanonballen.

Tegen de avond brachten we een bezoek aan de mooi verlichte Dalada Maligawa, beter bekend als de Tempel van de Heilige Tand. Zoals overal bij tempelbezoek moesten de schoenen uit en werden de lange rokken en broeken bovengehaald. Vanwege de bomaanslag door de Tamils enkele jaren geleden is de controle aan de tempel enorm streng en we werden dan ook 2x uitvoerig gefouilleerd alvorens we de tempel mochten betreden. De heilige tand van Boeddha hebben we niet gezien, die zit veilig opgeborgen in een schrijn dat bestaat uit zeven in elkaar passende gouden dagoba’s (ook stupa genoemd). Nog dagelijks komen devote boeddhisten hier hun offers afgeven. Na het tempelbezoek stond er nog een culturele dansshow op het programma. Daarna koers gezet naar het hotel voor een heerlijk diner met o.a. chillied crab. Zeer hot, maar lekker.

DAG 3

We mochten uitslapen en moesten “pas” om 8 u op het appel zijn voor onze volgende etappe. Deze voerde ons door het schitterende groene bergland, met zicht op de rijstvelden beneden ons, naar Katukitula waar we de theepluksters, meestal Tamil vrouwen gekleed in kleurige sari’s, aan het werk zagen. Ik vroeg mij af hoe lang het duurt voor ze de mand die op hun rug hangt gevuld hebben met de jonge scheutjes … en hoeveel, of liever hoe weinig, ze betaald worden voor deze slavenarbeid. Veel van de plantages hebben een mooie naam, een beetje zoals de wijngaarden in Zuid Afrika. Zeg nu zelf: Stellenberg Estate, Rotschild Estate, het heeft toch iets! Na een bezoek aan de theefabriek en onze aankopen van BOPF (broken orange pecoe fannings) thee voor thuis (450 Rs per kilo = /- 275 BF) brachten we nog een bezoek aan een van de vele juwelenateliers waar ik mij NIET heb laten verleiden tot de aankoop van een of andere (half)edelsteen. Hoewel er hele mooie tussen zaten.

Onderweg nog even gestopt aan de Ramboda Falls en in Kandy een bezoek gebracht aan de Sri Selva Vinayagar hindoetempel. Een heel verschil met de sobere boeddhistische tempels. Nadien hebben we ons door een tuk-tuk naar ons hotel laten rijden. Eens een keertje wat anders!

DAG 4

7u30 present voor de rit naar Sigiriya. Onderweg een batikbedrijfje bezocht en de Ranweli Spice Garden waar we genoten hebben van een relaxerende ayurvedische massage. Verder stond er in de voormiddag een bezoek aan het Dambulla grottenklooster op het programma waar vooral de eerste grot bekend is om zijn 14 m lange beeld van een stervende boeddha dat uit de granietrots is gehouwen. Op onze weg naar de grotten werden we begeleid door bedelaars en apen. We lunchten in hotel Sigiriya vlakbij Sigiriya Rock en het leek mij en onze reisgenote verstandig om de klim van de 1200 trappen maar over te slaan en in plaats daarvan lekker wat uit te rusten. We hadden – vanwege de hitte – al zo’n moeite gehad met de trappen naar Dambulla! Na de terugkeer van onze mannen ging het tegen ongeveer 30 km/u richting Giritale waar we onze intrek namen in hotel Deer Park, zeer mooi gelegen in het midden van de jungle.

DAG 5

In het gezelschap van een aantal eekhoorntjes namen we ’s morgens ons ontbijt. Na het ontbijt volgde er – figuurlijk dan – een koude douche. Onze tourleader had zopas een fax ontvangen dat ons hotel op de Malediven overboekt was, maar daarover later meer.
Die dag bezochten we het archeologisch gebied van Anuradhapura, een van de heiligste plaatsen in Sri Lanka alsook tot in het jaar 1017 de hoofdstad van het land. De ruïnes liggen verspreid over een vrij grote oppervlakte maar wat hier nog overeind staat zijn in feite nog juist de kloosterruïnes, en de enige echte heilige bo-boom (bodha tree). Uiteraard ook hier weer diverse dagoba’s en witte stupa’s die je overal bovenuit ziet steken.

Na de middag bezochten we het 14 m hoge rechtopstaande boeddhabeeld in Aukana, het grootste sculptuurmonument van Sri Lanka.

Onderweg genoten we nog van enkele kleurrijke en typische tafereeltjes zoals badende mannen in de rivier, boeddhistische monniken in hun oranje sarongs oude houten vrachtwagens geschilderd in felle kleurtjes, spoorlijnen die vaak ook door voetgangers gebruikt worden, een groep schoolkinderen (op schoolreis ?) in smetteloos wit uniform.

Onze gids vertelde ons ook dat onderwijs gratis is tot de leeftijd van 16 jaar en dat de kinderen ook een volledige “schooluitrusting” ter beschikking krijgen waaronder het smetteloos witte uniform.

Voor het diner nog even tijd voor een partijtje zwemmen en een relaxerende ayurvedische hoofdmassage in hotel Deer Park.

DAG 6

Een lange dag voor de boeg: van Giritale helemaal naar het zuiden van Colombo waarbij we niet anders kunnen dan dwars doorheen de hoofdstad. In de voormiddag een bezoek gebracht aan het paleizencomplex van Polonnaruwa, gelegen aan het enorme stuwmeer Parakrama Samudra (de “zee” van Parakramabahu, een van de Singalese koningen). Polonnaruwa is vooral bekend vanwege de indrukwekkende boeddhafiguren in de Gal-viharaya: vier grote uit de rots gehakte beelden waarvan het bekendste ongetwijfeld de 14 m lange liggende boeddha is die de overgang van het aardse leven naar het nirwana moet voorstellen.

Langs de weg nog even gestopt om de arbeiders op de rijstvelden gade te slaan en gesnoept van een potje curd (= buffelkaas) met palmhoning en dan koers gezet naar Negombo, een vissersplaatsje waar ’s morgens de vissersboten binnenkomen en de vissersvrouwen zich de hele dag bezighouden met het sorteren, het verkopen en het drogen van de vis. Een stinkende bedoening als je het mij vraagt.

Negombo was de enige plaats waar wij echt overrompeld werden door bedelende kinderen. Er werd ons dan ook door onze chauffeur gevraagd deze kinderen zeker geen geld te geven. Zij weten dat veel toeristen niet aan hun zwarte oogjes kunnen weerstaan en daarom verzuimen zij de school. Dan maar vlug terug de auto in op weg naar onze laatste pleisterplaats: hotel Mount Lavinia, een oud maar zeer mooi gerenoveerd hotel in koloniale stijl, spierwit geschilderd, waar ze “valet parking” heel gewoon is en waar de portiers in stijl gekleed zijn: tropenpak bestaande uit witte bermuda, witte vest en witte tropenhelm. In een woord: schitterend! Het hotel heeft een mooi privé strand, het enige privéstrand van de hele westkust. Bij het verlaten van het privé terrein word je erop attent gemaakt dat je de private zone verlaat en word je dus ook constant lastiggevallen door mensen die je van alles willen laten zien en je overal mee naar toe willen nemen. Niet doen, ze zijn alleen maar op je geld uit.

DAG 7

Een dagje gerust en geluierd aan zwembad en strand. Ook de bevestiging gekregen dat het door ons geboekte hotel op de Malediven overboekt was en dat we, ondanks faxen en e-mails, naar een hotel-eilandje werden overgebracht dat in feite niet eens in onze Top-10 voorkwam. Jammer van de maandenlange voorbereiding en de mooie dromen. ’s Avonds vroeg het bed in, want ’s nachts om 2u werden we alweer gewekt voor onze transfer naar Colombo airport voor de vlucht van 7u30 naar Male.

 

MALEDIVEN

Kort voor de landing zagen we de eilanden al liggen, als lichtblauwe druppels in de donkerblauwe oceaan. Aankomst te Male 7u40 plaatselijke tijd na een comfortabele vlucht met Sri Lankan Airlines. Bij de douanecontrole in dit streng islamitische land mochten we alvast een van onze koffers openen omwille van een minuscuul ebbenhouten boeddhabeeldje. We wisten wel dat er geen anti-islamitische voorwerpen (en ook geen alcoholische dranken) binnen mochten, maar zo’n klein beeldje en zo goed verstopt tussen het vuile wasgoed, dat zouden ze nooit ontdekken … dachten wij. De gestapo-achtige vrouw in kwestie die ons sommeerde om de koffer te openen wist ons precies te vertellen waar het beeldje zat. Die screening apparaten moeten daar wel van hele goeie kwaliteit zijn! Enfin, beeldje ingeleverd en bij terugkeer naar huis konden we het terug ophalen. Net zoals zovele anderen.

Het vliegveldje van Male was eigenlijk niet meer dan een wat groot uitgevallen ponton met luchthavengebouwtje in het midden van de Indische Oceaan. Eenmaal buitengekomen zagen we dat er van alle hotel-eilanden vertegenwoordigers aanwezig waren om hun klanten op de juiste boot te zetten. Samen met nog een aantal andere toeristen gingen we aan boord van de dhoni die ons in 20 minuten naar het eiland Furanafushi bracht waar het Full Moon Island Resort gelegen is. Furana is een eiland van 800m lang en heeft een gemiddelde breedte van 100m met op het einde een uitstulping tot zo’n 300m breed. Het is omgeven door witte stranden van het fijnste koraalzand, heeft aan de ene kant een mooie lagune waarin je eindeloos kan blijven doorlopen en waar het nooit echt diep wordt. Aan de andere kant een huisrif met nogal wat stroming maar met ontelbare vissen, in alle soorten, maten en kleuren. Aan deze kant was onze waterbungalow met terras gelegen, met een trapje waarlangs we zo de zee in konden. Bij het snorkelen ’s morgens vroeg kwamen we wel eens rifhaaien tegen, en geen kleintjes!

Ook de “binnenkant” van het eiland was zeer mooi verzorgd en dicht begroeid met palmbomen en andere tropische boomsoorten, met in het midden van het eiland een banyan tree (symbool van de Malediven) en zeer veel bloeiende planten.

Dag in dag uit waren er mannen in de weer om takjes en twijgjes te knippen en om verdorde bladeren en bloemen weg te halen. ’s Avonds na zonsondergang werden alle losgekomen stukjes koraal van het strand verwijderd zodat dit er tegen zonsopgang weer maagdelijk wit bijlag. Ook het zwembad was mooi verzorgd en lag midden tussen de tropische begroeiing.

Het viel op dat het er overal zeer rustig was. Zelf hebben we die week ook niet veel gedaan buiten wat snorkelen, duiken en vissen kijken. Vooral de babysharks waren het bekijken waard omdat ze constant scholen kleine visjes aan het uitdagen waren. De laatste dag hebben we nog – op het nippertje, bijna vergeten! – een flesje met zand gevuld dat nu staat te pronken bij de rest van de verzameling. Het moet gezegd: het is het witste zand dat we tot nu toe hebben.

Wat duiken betreft vond mijn echtgenoot het niet zo bijzonder als hij verwacht had, ten eerste omdat al het koraal er dood is en ten tweede omdat hij niet spectaculair veel vissen gezien heeft. Mensen die gaan om grote vissen te zien (haaien, manta’s, enz.) zullen er met wat geluk wel aan hun trekken komen.

Voor ons was het eilandje wat klein. Als niet-duiker en niet-snorkelaar kan je weinig anders doen dan zonnen (wat tussen 11u en 16u echt niet te doen was vanwege de ondraaglijke hitte), wat lezen en eens een wandelingetje maken rond het eiland. Jammer dat je dan in 20 minuten al rond bent. Daarom hadden we ook speciaal gekozen voor een “groot” eiland (het eiland dat we geboekt hadden was 2000x500m).

SLOT
Al bij al vonden wij Sri Lanka een parel van een eiland en hebben we vooral erg genoten van de schitterende natuur.

De Malediven vonden wij wat overroepen en goed voor een lay-over van een paar dagen tussen twee vluchten in. Wat stranden betreft hebben wij er zeker zo’n mooie gezien in Kenya en wat het duiken betreft vond mijn echtgenoot de Rode Zee veel mooier.