Lunchen in Parijs

Het klinkt heel decadent, en het is ook heel decadent, maar woensdag ben ik gaan lunchen in Parijs. Een Amerikaanse kennis, die daar een maand verblijft, had me gevraagd of ik geen zin had om samen te lunchen en bij te babbelen. Met de eindejaarsactie van Thalys was een ticket redelijk betaalbaar – in eerste klas want dat was goedkoper dan tweede klas, begrijpe wie kan – … ik dus gewoon een dag heen en weer met de Thalys naar Parijs.

Van Parijs zelf heb ik niet veel gezien deze keer. We zijn in een taxi gesprongen en hebben ons naar restaurant L’Oiseau Blanc laten voeren waar we eigenlijk alleen maar gepraat en vooral gegeten hebben … super lekker en super chique. Het restaurant is schitterend gelegen op het dak van hotel The Peninsula, met een prachtig zicht op de Eiffeltoren vóór ons en in de verte links de Sacré Coeur.

Nadien opnieuw de taxi in voor koffie met iets sterkers naar een ander mooi dakterras bij hotel Le Terrass”.  Ja … Madame Watt, zoals ze met veel respect wordt aangesproken, kent duidelijk de betere adresjes. Het was een hele leuke dag en een heel fijn weerzien.

Nog even opschrijven wat ik gegeten heb, want dat weet ik anders over twee weken niet meer:
Daurade royale assaisonnée comme un ceviche à la main de bouddha, jeunes betteraves et enoki à la mangue
Lieu jaune de ligne et moules de bouchot aux sucs de clémentine, carottes étuvées au chorizo ibérique
Poire Comice passionnément chocolat, parfait glacé à la vanille

Africa gets under your skin

Ja, Afrika kruipt onder je huid. Onder de mijne tenminste wel. En het vreemde is dat ik er niet de vinger kan opleggen waarom dat zo is. De meeste Afrikaanse landen zijn niet al te proper, er heerst corruptie, het is er niet altijd veilig, er is veel armoe, de steden zijn druk en chaotisch, je moet er vervelende vaccins voor laten zetten en vieze pillen slikken … aan de andere kant is er de ruimte, de rust, de prachtige fauna en flora, de andere cultuur, de mooie mensen, de puurheid. Al van de eerste keer dat ik voet zette op Afrikaanse bodem wil ik terug. Móet ik terug. We zijn inmiddels ook al wel enkele keren terug geweest maar het echte zwarte Afrika is toch al geleden van 2004.
Toen ik een dikke maand geleden opperde om vóór de lange winter de zon nog eens op te zoeken, kwamen we zomaar op Senegal uit. Niet te ver vliegen én zonzeker, een must na het fiasco van september. 
We zijn in 1999 ook al eens in Senegal geweest, maar wat ik er mij nog van herinner heb ik uit mijn reisverslag. Het was een periode dat ik nauwelijks sliep en de reis is toen niet echt tot me doorgedrongen. Tijd om nog eens terug te gaan. Ik moest trouwens nog naar M’Bour, want dat had ik toen door ziekte gemist.
Zo togen wij op maandag 28 november door de vrieskou naar de luchthaven voor de zes uur durende vlucht naar Dakar, waar wij opgewacht werden door Mamadou die ons in een gedeukte aftandse maar onverwoestbare Toyota Camry naar het tachtig kilometer zuidelijker gelegen hotel zou brengen. 
Het verkeer in Senegal is in al die jaren nog niks veranderd. Er is inmiddels wel een autostrade (met péage) aangelegd, maar voor de rest is het chaos troef met volgeladen vrachtwagens, oude en nieuwe wagens, paard/ezel-en-kar, brommers, fietsen, en de typische ‘transport en commun‘-busjes die allemaal door elkaar rijden en te pas en te onpas voorbij steken. Ik zou er nooit zelf durven rijden!
Mamadou reed vlotjes en we voelden ons gerust genoeg om hem direct maar te boeken voor onze excursies. Zeker toen hij zei dat hij die met zijn eigen wagen doet. Mét airco. Niet onbelangrijk bij dagtemperaturen van om en bij de zevenendertig graden. Maar daarover later meer.
Na anderhalf uur waren we al op onze bestemming: hotel Neptune in Saly. Een droom! Een twintigtal rondavels verspreid over de prachtige tropische tuin. Onze rondavel bevond zich vlak aan het zwembad, tussen de cocotiers en de kleurrijke bloemen. Veel valt er hier niet over te vertellen. We hebben genoten van strand, zee en zwembad. 
Onze eerste excursie met Mamadou leidde ons naar de vissershaven annex markt van M’Bour om de vissers in hun mooi beschilderde pirogues te zien binnenvaren. Het was er een drukte van belang want de vis wordt direct op het strand verkocht Het is een spektakel dat eigenlijk de hele dag duurt want ’s morgens komen de boten binnen van de vissers die ’s nachts uitgevaren zijn, en in de namiddag van zij die overdag gevist hebben. 
Echt proper kan je het niet noemen, want de vis die niet verkoopbaar is, wordt gewoon op het strand achtergelaten. Het stonk er nochtans niet, ondanks de brandende hitte. Eigenlijk zijn de Senegalezen nog totaal niet milieubewust. Overal, ook langs de kant van de weg, ligt er veel afval en zwerfvuil. En luchtvervuiling cq. opwarming van de aarde viert hier ook hoogtij. De meeste auto’s zijn minstens 30/40 jaar oud (type Peugeot 404) en de zwarte rook met bijpassende stank die uit de uitlaten komt is misselijkmakend.
Onze volgende uitstap was naar Joal-Fadiouth. Fadiouth, ofwel l’Île aux Coquillages, is een eiland waarvan de bodem volledig uit schelpen bestaat. Ook in de gevels van de huizen zijn schelpen verwerkt. Het bijzondere aan Fadiouth is dat hier christenen en moslims vredevol naast elkaar leven. Wij waren er op zondag op het moment dat de bevolking de hoogmis bijwoonde (90% is katholiek, 10% is moslim terwijl het in de rest van het land ongeveer omgekeerd is). En dat er hier nog naar de kerk gegaan wordt, hebben we gezien. Ze zat stampvol. Naast de kerk zaten de kinderen al te wachten tot het hun beurt was voor de kindermis. Mooi om te zien. Vlakbij de kerk staat dan de moskee. En even verderop is er een gemeenschappelijk kerkhof voor christenen en moslims. 
Natuurlijk hebben we ook ons eigen ‘dorp’ verkend en hebben we in de diverse plaatselijke restaurantjes gegeten: Chez Paule, Chez l’homme tranquille, La Guinguette, … Het is wel zo dat, eenmaal je het hotel verlaat, je aangeklampt wordt door Senegalese mannen die je gids willen zijn of je van alles en nog wat willen verkopen aan ‘de très bons prix‘. Ze zijn zeer beleefd maar nogal plakkerig en ‘non, merci‘ wordt niet zomaar aanvaard. En het rare is dat ze je al van ver herkennen en telkens een nieuwe poging wagen. Als je dan resoluut ‘non, merci’ blijft zeggen, dan hebben ze na een dag of drie wel door dat het geen zin heeft om verder aan te dringen en zoeken ze een nieuw slachtoffer. Ze blijven je wel heel enthousiast begroeten.
We hebben een zalige vakantie gehad. Het kleinschalige hotel was super (review op Tripadvisor), we hebben er lekker gegeten (half pension) maar het was vooral het personeel dat een hele dikke pluim verdient. Zelden zo’n warme, hartelijke service gehad!
Het vuurtje dat al heel lang smeulde, is na deze reis weer volop aangewakkerd. Er staat nog meer Afrika op de planning.
Nog meer foto’s zien? Kijk op onze flickr fotopagina.