Net zoals voor mijn grote K-operatie van vorige zomer, was ik ook nu totaal niet zenuwachtig toen ik donderdag het ziekenhuis binnenging voor het weghalen van het carcinoom op mijn neuspunt.
Gewoon, wachten op wat gaat komen en me eraan overgeven. Wat moet, dat moet.
Half twaalf reed de verpleegkundige me met bed en al naar de wachtruimte bij de operatiekamers. Na twintig keer mijn naam en geboortedatum te hebben gezegd tegen evenveel verschillende verpleegkundigen en artsen was het dan aan mijn beurt.
Terwijl de anesthesist het infuusje prikte heb ik nog even gebabbeld met de chirurg, hem gezegd dat mijn rechter oorlel iets langer is dan mijn linker en dat hij daar maar een stukje uit moest snijden om mijn neus te reconstrueren.
Kapje op mijn neus en mond en voor ik het wist was ik vertrokken.
Twee uur werd ik wakker op recovery met ingepakte neus en een pleister op mijn rechteroor. Het eerste wat ik zag was een mooie natuurfoto in een lichtbak aan het plafond boven mijn bed. Blauwe lucht met zachte witte wolkjes. Dat was fijn wakker worden! Nadien zag ik dat er boven alle bedden – gescheiden door gordijnen – allemaal verschillende mooie blauwe-lucht-foto’s hingen.
Een uur en een pijnstiller later werd ik weer naar mijn kamer gereden waar het lange wachten begon …
Half acht was het toen de chirurg langs kwam. Alle slechte cellen zijn weggehaald, maar het gat op mijn neuspunt zou toch redelijk groot zijn want hij heeft in de diepte tot op het bot moeten snijden en een stuk(je?) uit mijn oorlel gesneden om mijn neus te reconstrueren. Dat moet ingroeien en mag absoluut niet afsterven. Duimen nog maar eens …
De thuisverpleegster komt iedere dag om de wonden te verzorgen. Tot op vandaag heb ik nog niet durven kijken hoe het eruit ziet. Ik heb geen pijn, ik slaap weer gerust, en ik voel me mentaal weer beter.
Het enige vervelende is dat ik mijn neus niet mag snuiten. Ik loop dus heel de tijd te snuffen en te snuiven. Maar zolang dat alles is, klaag ik niet.
Nu nog hopen dat de ingreep van dinsdag aan mijn vermaledijde mond goed verloopt en dat ik dan voor een tijd – liefst voor altijd – van deze miserie verlost ben.