Maand: oktober 2019
Terugblik
Ik blik even terug op een – voor mij en indirect ook voor ons gezin – ingrijpende gebeurtenis uit 1993.
Het ging al langer niet goed op het kleine bedrijf waar ik werkte, er waren al diensten afgevloeid en mensen ontslagen en op een gegeven moment bleef alleen ik nog over als werknemer. Ik was er gerust in dat ik niet zou ontslagen worden, want het soort mensen waartoe mijn baas behoorde – Antwerpse bourgeoisie – kon niet zonder personeel, zowel thuis (tuinmannen, inwonende huishoudster) als op het werk (secretaresse / personal assistant, ik dus).
En toch was daar plots dat gesprek. Het was over, fini, ik was te duur. Ik mocht (sic) zelf mijn ontslagbrief typen om als laatste het zinkend schip te verlaten, én nog een jaar mijn jaar vooropzeg volbrengen.
Verslagen was ik, totaal van de kaart. We hadden net de compromis voor ons huis getekend. Dit kwam zó ongelegen. Maar niet alleen daarom. Ik had achttien jaar lang mijn ziel en zaligheid gelegd in mijn werk, meermaals per week werk mee naar huis genomen, was beschikbaar wanneer ‘meneer P.’ mij nodig had. Verraden voelde ik me toen ik vernam dat hij in mijn plaats een jong exemplaar – dochter van vrienden – had aangenomen. Ik heb haar nooit gezien, zou het niet hebben kunnen verdragen om mijn werk, wat ik met zoveel plezier en toewijding had gedaan, aan haar over te dragen. Trek uwe plan, moet ik gedacht hebben.
Ik heb weinig herinneringen aan dat laatste jaar vooropzeg. Ik weet wel dat ik onnozel genoeg was om mijn halve dag (ik werkte halftijds) waar ik recht op had niet op te nemen. Er bleef immers werk genoeg, alleen de winsten van weleer bleven uit.
Long story short …
Ik heb een jaar gestempeld en in dat jaar, naast vergeefs solliciteren, ons huis woonklaar gemaakt: gestript, geschuurd, geschilderd. Achteraf beschouwd was die fysieke arbeid een goede therapie.
En toen kwam er een telefoontje, van een van de zonen van mijn ex-baas. Of ik nog werkzoekende was? Dat was ik. Of ik eens kon komen praten.
Hij had iemand nodig om zijn administratie op orde te brengen, om de facturatie te doen, documenten te vertalen. Het was geen vast werk, hij zocht iemand op freelance basis. Of ik daarin geïnteresseerd was. Hij had ook nog een vriend-zelfstandige die ook iemand zocht. En ook zijn vader – mijn oude baas – zocht iemand want het jonge exemplaar voldeed niet bij nader inzien … Dat laatste streelde mijn ijdelheid wel.
Ik heb even getwijfeld, de voors en tegens tegen elkaar afgewogen. Zelfstandige, een onzeker bestaan … hoe ga ik op zoek naar opdrachtgevers … zal ik nog voldoende eigen inkomen hebben? Aan de andere kant was er de vrijheid die lonkte … afwisseling … alleen werk aannemen wat ik graag deed … ‘neen’ mogen zeggen. Mijn man had een goede job, we zouden het ook wel redden zonder veel inbreng van mijn kant … extra tijd voor ons kind en voor mezelf …
De beslissing was snel genomen.
Het wás een onzeker bestaan. Opdrachtgevers kwamen en gingen, en er kwamen er weer andere in de plaats. ‘Waar er een deur dicht gaat, gaat er een andere open’. Dat heb ik letterlijk mogen ondervinden. Maar ik heb het graag gedaan, heb interessante en minder interessante opdrachten gehad, nog veel bijgeleerd de laatste jaren en heb tot 2016 met veel plezier ge-freelance-d.
Ook bij mijn ex-baas – maar wel op míjn voorwaarden – tot hij in 2009 overleed. Toen ik in 1995 terug voor hem kwam werken was onze baas-secretaresse verhouding anders dan voorheen. Ik kreeg meer appreciatie, voelde dankbaarheid, werd min of meer beschouwd als een familielid, ook door zijn echtgenote en kinderen. Misschien heeft hij zich altijd wel een beetje schuldig gevoeld dat hij me aan de deur had gezet.
Na zijn dood heb ik alle documenten gearchiveerd, alles opgeruimd, dat deel van mijn leven op een fatsoenlijke manier afgesloten. Het was goed zo.
Vrij zijn
Vliegen, en dan in het bijzonder zweefvliegen, … het lijkt mij dé ultieme vorm van vrijheid. Alleen jij in je lichtgewicht vliegtuigje en de wind.
De lier die je naar boven trekt tot je in je thermiekbel zit en dan helemaal los en vrij als een vogel.
Ik heb ooit nog een vriendje gehad die zweefvloog aan zweefvliegen deed. Hij was er destijds – 15 zal hij geweest zijn – al helemaal van bezeten en is nu een hoge pief bij de Aeroclub in Keiheuvel.
Ik heb totaal geen ambities in die richting maar ik vind het wel ongelofelijk prachtig om te zien.

Mijn zus
Mijn zus is vandaag jarig. Drieënzestig wordt ze, twee jaar jonger dan ik.
Ik ben niet uitgenodigd op een eventueel feestje. Mijn zus is niet zo familie-gezind. En hoewel onze relatie al jaren vertroebeld is, denk ik vandaag toch extra aan haar.
Mijn zus is altijd al een buitenbeentje geweest. Ze is zelfs geboren als buitenbeentje: als eentje van een (meisjes)drieling. Een vechtertje was ze, de lichtste van de drie en de enige die het gehaald heeft.
Toen ze op de drempel naar volwassenheid stond is ze in het ziekenhuis waar ze geboren is gaan vragen of er nog een dossier was van haar geboorte. Of er nog ergens een non of verpleegkundige was die haar geboorte had meegemaakt. Een (natuurlijke) drieling was tenslotte een zeer bijzondere gebeurtenis in het jaar 1956.
Mijn moeder kon er haar/ons heel weinig over vertellen. Mijn moeder is de hele zwangerschap lang alleen maar bang geweest van wat komen zou. Zij wist zelfs niet dat ze een drieling verwachtte. De dokters vonden het beter om haar dat niet te zeggen en haar in de waan te laten dat ze zwanger was van een tweeling. Ze was psychisch niet sterk en zou dit niet aangekund hebben. Mijn vader wist het overigens wel.
Maar ik wijk af.
Mijn zus heeft via het ziekenhuis een non kunnen opsporen die haar geboorte en haar neonatale periode heeft meegemaakt. Het mensje was al oud en veel wist ze niet meer maar voor mijn zus was dit heel belangrijk. Nog steeds zegt ze dat ze iets mist. Iets onbestemd waar ze de vinger niet op kan leggen.
Mijn zus lijdt meer dan waarschijnlijk aan het ‘lost twin syndrome’ en dat uit zich op verschillende vlakken. Zij is al haar hele leven lang ‘op zoek’. Op zoek naar haar eigen identiteit, naar de juiste partner, heeft problemen om zich te hechten, aan een man, aan haar kinderen. Haar vriendschappen en relaties zijn zeer oppervlakkig en vaak kortdurend. Ze komt heel zelfverzekerd over maar er is geen groter twijfelaar dan zij. Voor alles zoekt ze bevestiging. Ze is als een vlinder, verandert voortdurend van richting en fladdert door het leven, hier en daar een puinhoop achterlatend. Ze lijkt gelukkig maar ik twijfel of ze dat ook is.
Ik kan er met haar niet over spreken want door ‘inmenging’ (goed bedoeld) van mijn kant – over andere zaken – is het jaren geleden misgelopen tussen ons. Ik zeg dus liever niks meer want het komt toch verkeerd over.
Ze krijgt vandaag van mij wel een mooie kaart in haar brievenbus met een welgemeend ‘gelukkige verjaardag’.