In zijn logje van dinsdag had Thomas Pannenkoek het over ‘voldoende sociaal contact houden met echte mensen’ als je de pensioenleeftijd hebt bereikt.
De covid-periode heeft daar zeker geen goed aan gedaan en ik merk bij mezelf dat mijn behoefte aan sociaal contact sindsdien nog altijd heel klein is. Ik moet me echt forceren om af te spreken met mensen. Ik ben nooit een sociaal persoon geweest en dat is er niet op verbeterd.
We merken het ook in onze overjaarse jeugdclub. De activiteiten komen heel langzaam op gang en de animo om deel te nemen is er niet meer. Er zijn ook al veel leden die gewoon afgehaakt zijn.
Tot 2019 werd er elk jaar een groepsreis georganiseerd. Die reizen waren meestal na één dag al volgeboekt met lange wachtlijsten tot gevolg.
Eind september reist er een groep van 20 personen naar Kroatië. Het bestuur heeft moeten schooien om 20 man/vrouw bij elkaar te krijgen, anders kon de reis niet doorgaan.
Onze echte vrienden zien wij wel met enige regelmaat, maar die hebben we niet veel. Mijn definitie van vriend(in) is: iemand waar ik een verleden mee deel. Mijn oudste vriendin ken ik van mijn tien jaar. We hebben samen heel wat watertjes doorzwommen.
Mijn andere vriendin en haar man waren veertig jaar geleden mijn collega’s, maar werden ook heel snel goede vrienden. Ook met hen hebben we zaken meegemaakt waardoor de band heel sterk is gebleven, ook toen we al lang geen collega’s meer waren.
Dat zijn onze echte vrienden. En verder hebben wij wel wat kennissen en het is dát contact dat de laatste jaren erg verwaterd is. Mijn man ziet zijn fietsmaatjes elke week. Hij is wel heel sociaal en zou dat moeilijk kunnen missen. Ik heb er (nog) geen behoefte aan. En daar schuilt het gevaar. We draaien in zo’n klein kringetje. Als er ooit een van ons wegvalt, heeft de overblijvende slechts een heel beperkt vangnet.
Ik probeer er niet te veel aan te denken, maar af en toe, zoals nu, steekt het toch de kop op.