Ik heb het waarschijnlijk al wel vaker geschreven: wat ben ik blij dat ik woon waar ik woon!
Toen ik jong was, vond ik mijn landelijk dorp maar een duffe bedoening. Er was niet veel te doen voor jongeren, en dat is er tot op de dag van heden nog steeds niet. Je had de chiro en de scouts en een brave jeugdclub. Dat was het dan wel zo’n beetje.
Het uitgaan gebeurde dan ook in een naburig dorp, en later – toen ik op een TD (studentenfuif) mijn man leerde kennen (afkomstig uit het verre Berchem), gingen we uit in ’t stad want daar had je natuurlijk veel meer mogelijkheden. De achterste rij van de cinema bijvoorbeeld … 😉
Na ons huwelijk ben ik gedeserteerd en zijn we samen aan de stadsrand gaan wonen. Gemakkelijk voor ons werk en met goede verbindingen naar ‘huis’. Want daar waar mijn wieg heeft gestaan is toch altijd ‘thuis’ gebleven. Na drie jaar besloten we dan ook om terug te keren naar mijn roots. En sindsdien willen we hier geen van beiden nog weg.
Ik ga graag een keer naar de stad, maar ik ben ook altijd weer blij dat ik terug kan naar mijn rustig dorp-waar-niks-te-beleven-valt maar waar het o zo mooi en goed vertoeven is.